Een bijzonder mens

Ik was heel jong toen ik wist wat ik precies wilde worden: 13 jaar om precies te zijn. Beeldende therapie moest het zijn. Een prachtige combinatie van beeld(ende kunst) en mensen helpen vond ik. Ik was ook jong toen ik aan de studie begon, net 17 jaar. Vol goede moed begon ik mijn studie in Nijmegen. En op een gegeven moment moest ik stage gaan lopen. Ik vond een onwijs leuke plek binnen de volwassen psychiatrie en een heel prettige begeleidster. Maar ik wilde meer. Zij was er niet alle dagen en ik vond het waardevol om ook met andere behandelaars en dus andere behandelmethoden mee te kunnen kijken. Daarom benaderde ik veel andere therapeuten of ik mee mocht kijken. Een aantal liet me niet alleen observeren maar na verloop van tijd hun therapieën ook overnemen. Één van hen was Jantien.

Jantien zat al heel erg lang in het vak, al was ze officieel geen beeldend therapeute. Ze was al ouder en meer dan iets anders kunstenaar. Ze had haar geheel eigen wijze van behandelen en omgaan met de populatie. Zo anders dan de anderen met wie ik meekeek. Haar rustige en vooral kunstgerichte aanpak maakte me bewust van het idee dat therapie niet alleen afhankelijk was van de patiënt of van de methodiek of stroming die je aanhing, maar ook gewoon van het mens dat je zelf bent en dat tegenover je zit. Eerst lachte ze dat ik vroeg mee te mogen kijken, want ze had nog nooit een stagiaire gehad en wist niet of ze me iets kon leren. Maar ze ging wel overstag. Zij liet me zien dat je je heel eigen manier van werken kon hebben die zeer effectief kon zijn. Ik bewonderde haar daarom.

Zij had een andere manier van communiceren, met zowel de patiënten en medebehandelaars, dan anderen. Ze gebruikte het beeld echt als uitgangspunt. Ze reageerde op wat er gemaakt was, niet op het gedrag van de patiënt. En als ze dat wel deed dan was het direct en open, eerlijk, niet omwonden met allerlei geleerde gesprekstechnieken. Dat maakte haar heel echt, en bovendien gewaardeerd. Sommigen vonden haar een vreemde eend in de bijt maar er was wel veel respect.

Zo had ze bijvoorbeeld de gewoonte voor elke patiënt die afscheid nam een eigen kunstwerkje te maken en daar iets bij te vertellen. Daar stak ze haar vrije tijd in. En keer op keer zag ik dat dat echt iets deed met de patiënten: iemand had de moeite genomen speciaal voor hem of haar een stukje kunst te maken, dat op sloeg om de manier waarop Jantien ze had leren kennen. Dat ze ergens aan kon herinneren, een boodschap meegaf.

Wanneer iemand niet serieus aan het werk was binnen de therapie dan kon dat haar goed dwars zitten en stak ze dat niet onder stoelen of banken. Ik heb haar zelfs een keer ronduit horen zeggen tegen een man die veel weerstand liet zien en maar halfbakken meedeed dat ze het ‘prutswerk’ vond wat hij maakte. Daar sta je dan met je studie en overtuigingen. Ze gaf iemand aanwijzingen direct in of over het materiaal, zette hen aan het werk, reikte ideeën en materialen aan maar, slechts zo dat ze zelf iets eigens konden produceren, het was niet haar plan dat werd uitgevoerd. Ze had hierin overwicht, negen van de tien keer gingen mensen daadwerkelijk aan de slag. Ik denk dat dat kwam omdat ze hen niet aansprak op hun persoonlijkheid of gedrag maar suggesties gaf die niet zelden heel zinnig bleken te zijn.

In het team was ze ook ‘anders’ ze nam beeldend werk van patiënten mee en sprak net als met de patiënt zelf, over dat werk, niet vaak over gedrag. Soms was dat voor anderen lastig te volgen want niet iedereen is zo thuis in de ‘beeldtaal’ en al helemaal niet als het abstracter wordt. Ze was ook voorzichtig, liet anderen hun expertise hebben en luisterde. Waar ik vaak heb gehoord van buitenstaanders dat beeldende therapie ‘zweverig’ gevonden wordt (‘O ja dus als ik een poppetje teken ga jij me vertellen hoe ik in elkaar zit?! Haha!’) gaf Jantien een andere boodschap: meer down to earth wordt het niet. Geen gewauwel over schema’s, oorzaak en gevolg, geen diagnoses of andere onbenulligheden: technieken, materialen en het resultaat van hard werken! Maar ze had het vaak bij het juiste einde. En daar komt ie weer: daarom waardeerde en bewonderde men haar ook.

Ik bleef na mijn stage in dienst op de afdeling en zag haar dus geregeld, al draaide ik niet meer met haar mee. We spraken elkaar niet heel veel ofzo, maar we deelden iets.

Toen ging ze op een dag met pensioen. Ze vond dat geloof ik wel prettig, maar ook vreemd. Ze mocht zelf kiezen hoe ze afscheid nam en deed dat op een wijze die bij haar paste: met een etentje in het restaurant behorende bij het plaatselijke museum. Ik kreeg van haar een prachtig kunstboek met een stukje tekst voorin. Ze bedankte me omdat ze van mij (!) geleerd had, nooit gedacht had dat ze een stagiaire zou hebben, maar blij was dat dat gebeurd was. Zoiets. Ik was ontroerd.

Jaren later was ik (na een pauze waarin ik alleen mijn eigen praktijk draaide) inmiddels terug in vaste dienst als beeldend therapeute. De enige die nog over was na de bezuinigingen. Ze belde me opeens, ze deed wat (kunst) boeken en andere zaken weg en vroeg zich af of ik ze wilde hebben voor de therapieën. Natuurlijk wilde ik dat! We spraken elkaar aan de telefoon en wisselde uit hoe het ging. Ze zou langskomen om de spullen te brengen maar maakte nooit een afspraak en op een dag kreeg ik bericht van de receptie om te zeggen dat er spullen voor me waren gebracht. Ik belde haar op om te bedanken, er zaten prachtige boeken bij. Vreemde ook wel, volledig in het Russisch, of andere talen, gekocht bij musea tijdens reizen die ze maakte. Geen doorsnee kunst. Sommigen heb ik nog steeds.

Dit gebeurde nog twee keer tijdens mijn tijd op de afdeling. Opeens, na jaren, out of the blue belde ze me vroeg hoe het ging en vroeg of ik interesse had in materialen voor de groepen. En ook die keren maakte ze geen afspraak en zagen we elkaar niet. Maar zo bleef dit lijntje wel bestaan. Later ben ik gestopt op de afdeling en ben ik me gaan richten op mijn eigen praktijk die nog steeds bestond. Ik hoorde lange tijd niets. Zo nu en dan moest ik aan haar denken en vroeg me af of ze nog leefde, hoe het dan met haar zou zijn.

Tot een ik een paar dagen geleden mijn telefoon opende en daar opeens las: oproep gemist van Jantien. Ik moest lachen en luisterde mijn ellenlange voicemail af. Ze vroeg zich af hoe het met me was, ze ging verhuizen en vroeg of ik nog interesse had in boeken over kunst en ander materiaal. Ze liet me wachten om haar nummer te zoeken, terwijl in mijn schermpje natuurlijk al stond wie ze was en van welk nummer ze belde.

Ik belde haar natuurlijk meteen terug en we wisselden uit hoe het was en wat we zoal deden. Ze vertelde nog een keer ergens anders te willen gaan wonen, een experiment ‘maar ons hele leven is een experiment’. Ze deden veel dingen weg en ze dacht aan mij. Dit keer vroeg ik haar of ik het zou komen halen, dat vond ze inderdaad wel makkelijker nu. Ze zou de spulletjes rustig gaan verzamelen en me laten weten als het klaar stond. Ze maakte nog steeds kleine kunstwerkjes, van divers verzameld materiaal. Ik vertelde haar hoe leuk ik het vond van haar te horen en dat ze elke zoveel jaar ‘terugkwam’. ‘Ja dingen in het leven komen terug, mensen ook!’

Met een glimlach hing ik op en mailde haar even. Ik vroeg haar of ik wat materiaal voor haar kon meebrengen, maar dat was niet de bedoeling; ze werkt alleen met spullen die ze zelf gevonden heeft. Ik ben nieuwsgierig naar de spulletjes maar veel meer nog naar het zien van Jantien zelf! Even horen hoe het is. Wat een bijzonder mens, inspirerend vind ik!

Natuurlijk vroeg ik haar toestemming om bovenstaande blog te delen. Ik mailde haar de tekst en haar man antwoordde omdat zelf niet wist hoe ze moest mailen. “Ik heb nog nooit zo’n persoonlijke mail gehad! Ik dacht dat ik het niet kon, een stagiaire! Ik had dit nooit verwacht! Je mag het delen.”